Al duizenden jaren vechten mensen tegen diabetes. Tot begin vorige eeuw was het hopeloos en gingen mensen eraan dood. Pas sinds de ontdekking van insuline in 1921 is de behandeling telkens verbeterd, dankzij onderzoekers die hard eraan werken. 

1500 v. Chr.

Diabetes duikt al op in oude geschriften uit India, Egypte en Griekenland. Het zijn beschrijvingen van mensen die lijden aan een geheimzinnige ziekte waardoor hun lichaam wegteert. Het valt op dat mieren en bijen afkomen op de zoete urine van de zieken. Men probeert van alles om de mensen te helpen: van kruidendrankjes, honing en wijn tot aderlaten. Niets helpt.

250 - 150 v. Chr.

De Griekse arts Apollonius van Memphis bedenkt de naam 'diabetes'. Het betekent letterlijk 'doorstroming', want het lijkt erop dat de patiënten meer vocht verliezen dan ze kunnen drinken. Men denkt zelfs dat hun lichaam langzaam wegsmelt. Vanwege de zoete urine wordt de naam later uitgebreid tot 'diabetes mellitus': honingzoete doorstroming.

Ca. 1000

Artsen in de hele wereld kennen diabetes, maar weten nog steeds niet wat ze eraan kunnen doen. Patiënten in Griekenland krijgen het advies veel paard te rijden om minder te hoeven plassen. In Europa probeert men het met aderlatingen en opium. Of met zoveel mogelijk eten, om maar niet te veel af te vallen.

Ca. 1800

De geleerden John Rollo en Claude Bernard ontdekken dat diabetespatiënten niet alleen te veel suiker in hun urine hebben, maar ook in hun bloed. Ze ontdekken ook dat diabetes te maken heeft met de suikerstofwisseling. Kort daarna beschrijft de onderzoeker Traube hoe het eten van koolhydraten invloed heeft op de bloedsuikerspiegel.

1869

Een doorbraak: de Duitse Paul Langerhans ontdekt in de alvleesklier cellen die insuline maken. Ze liggen in groepjes bij elkaar en lijken daarom op eilandjes. Deze sindsdien naar hem vernoemde 'eilandjes van Langerhans' maken insuline aan. Zonder insuline kan het lichaam geen suikers verwerken en ontstaat diabetes. Maar dat wordt pas twintig jaar later ontdekt, door Joseph von Mehring en Oskar Minkowski. Zij merken dat honden waarvan ze de alvleesklier weggehaald hebben, diabetes krijgen.

1921

Uiteindelijk lukt het Frederick Banting en Charles Best om insuline uit de alvleesklier van honden en kalveren te gebruiken voor mensen. De eerste patiënt die zij met succes behandelen is de 14-jarige Leonard Thompson. Hij leeft daarna nog dertien jaar in redelijke gezondheid. Banting krijgt de Nobelprijs voor deze ontdekking.

1950-1980

Met DNA-technieken wordt synthetische insuline ontwikkeld, waardoor geen insuline van bijvoorbeeld varkens meer nodig is.

1980 en verder

Met testjes en instrumenten kunnen diabetespatiënten nu zelf hun bloedsuikerspiegel testen. Dat geeft meer controle en flexibiliteit. Ook insulinesoorten en de methoden om ze in te spuiten worden flink verbeterd. Onderzoekers blijven zoeken naar manieren om diabetes te behandelen en mogelijk te genezen.

> Doorbraken uit Diabetes Fonds-onderzoek